Eerste lezing
Deuteronomium 8, 2-3, 14b-16a
In die dagen sprak Mozes tot het volk: “Blijf denken aan heel die tocht van veertig jaren, die de Heer uw God U in de woestijn heeft laten maken. Hij heeft U toen vernederd en op de proef gesteld om uw gezindheid te leren kennen: Hij wilde zien of ge zijn geboden zoudt onderhouden of niet. Hij heeft U vernederd en U honger laten lijden, maar U ook het manna te eten gegeven, dat gij noch uw vaderen ooit hadden gezien. Hij wilde U daardoor laten beseffen dat gij niet leeft van voedsel alleen, maar van alles wat uit de mond van de Heer komt.
Denk aan de Heer, uw God, die U uit Egypte, dat land van slavernij, heeft geleid; de Heer die U door die grote en verschrikkelijke woestijn heeft geleid, vol giftige slangen en schorpioenen, door dat dorstige land zonder water; die uit de keiharde rots water voor U liet ontspringen, die U in de woestijn het manna te eten gaf, dat uw vaderen nooit hadden gezien.”
Tweede lezing
1 Korintiërs 10, 16-17
Broeders en zusters, geeft niet de beker der zegeningen die wij zegenen, gemeenschap met het Bloed van Christus? Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het Lichaam van Christus? Omdat het brood één is, vormen wij allen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood.
Evangelie
Joh. 6, 51-58
In die tijd zei Jezus tot de menigte der Joden: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.” De Joden geraakten daarover met elkaar aan het twisten en zeiden: “Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?” Jezus sprak daarop tot hen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”
Overweging
Vandaag vieren we het sacrament van Eucharistie. De maaltijd van het breken van het brood en het delen van de wijn waarvan Jezus tijdens het laatste avondmaal heeft gevraagd om dat te blijven doen om hem te gedenken. Anders dan de andere drie evangelisten doet Johannes hier geen verslag van. Hij doet verslag van de broodrede die Jezus uitspreekt na de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging en zijn wandeling over het water.
Hij zei tot de menigte: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.” Met deze drie zinnen weet Johannes wel de essentie weer te geven van wat we nu vieren in de eucharistie.
We herkennen het liefdesoffer dat Jezus brengt. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven. Jezus zinspeelt hier al op zijn dood en verrijzenis. Dat hij zichzelf, zijn aardse leven, zal geven voor het leven van de wereld. Een daad van grenzeloze liefde. Jezus geeft zijn leven, opdat wij leven. Daarom kunnen wij ons leven delen. Niet in die mate zoals Jezus deed, maar toch. We kunnen wat van ons zelf geven aan wie dat nodig heeft. Dat hoeft geen geld of goed te zijn. Liefde, tijd, aandacht of troost geven aan een ander, doet leven. Wie wil geven wat hij heeft, die zal leven, opgegeten, die zal weten dat hij leeft.
Afgelopen maandag stond er een memoriam van Pater Poels uit Tilburg in Trouw. Hij stond daar bekend als de broodpater. Hij bracht brood naar de armsten van Tilburg. Meer dan 30 jaar fietste hij elke nacht door Tilburg langs zo’n 90 adressen, om daar een tas overgebleven brood van de bakker aan de deur te hangen of op het balkon te mikken. Hij wilde helpen, niet redden. “Ik ben geen hulpverlener, ik help”, was zijn lijfspreuk. Leven voor anderen, daar leefde hij voor. Tot het niet meer kon.
Paulus schrijft in zijn brief aan de christenen van Korinte ‘Omdat het brood één is, vormen wij allen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood.’ De eucharistie is ook de maaltijd van verbondenheid, waarin Jezus zelf voedsel en drank wil zijn. “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.” Brood en wijn zijn prachtige beelden om die verbondenheid weer te geven. En dan gaat het niet alleen om de verbondenheid van God met mensen en met elkaar, maar om de verbondenheid met heel de schepping.
Brood komt niet zomaar uit de hemel vallen. Brood begint bij een graankorrel, een zaadje, dat volgens de bijbel eerst moet sterven voordat het vrucht kan geven. Als bioloog heb ik toch wel moeite met dit beeld. Voor mij is een zaadje een wonder van samengebalde levenskracht en dat gaat niet dood voordat het kiemt. Maar het moet wel eerst begraven worden en het ontkiemt in het onzichtbare. En dan, gevoed door de bodem, de zon en de regen, groeit het zaad uit tot een plant met meerdere aren die gevuld zijn met vele zaden. Vele handen van boeren, molenaars, en bakkers maken hier brood van, dat wij eten. Hetzelfde geldt voor de wijn, gemaakt door mensenhanden van vruchten die de aarde voorbrengt.
Als Jezus op de laatste avond van zijn leven brood en wijn neemt en zegt: Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed, dan zegt hij eigenlijk: dit brood en deze wijn zijn beeld van mij, mens van vlees en bloed, maar ook beeld van alles waar ik voor sta, mijn leven, mijn handelen, mijn spreken. Zo wil ik voedsel zijn voor jullie, nu en in de toekomst, zo wil ik bron van leven zijn voor allen die in mij geloven. Zo wil ik verder leven. Blijf dit doen om mij te gedenken.
In het evangelie wordt verwezen naar het manna dat uit de hemel neerdaalde en de Joden tijdens de tocht door de woestijn in leven hield. Maar uiteindelijk stierven ze toch, niemand ontkomt aan de lichamelijk dood. Ook wij ontkomen daar niet aan, ook al eten we van het levende brood dat Jezus ons biedt.
Het nieuwe voedsel uit de hemel dat Jezus geeft houdt ons geestelijk in leven en dat leven heeft eeuwigheidswaarde. Het gaat om geestelijk voedsel. Maar wel voedsel.
Het is brood om iets mee te doen: het moet de bron van leven zijn, van handelen zijn. Als we het brood eten, nemen we de mensgeworden liefde van God tot ons, zodat wij die opnemen en het ons richting kan geven en ons kan veranderen.
In wezen zijn de sacramenten daarvoor bedoeld, opdat wij veranderen, opdat we anders leren kijken, denken, voelen. Coen van Loon zei vorige week in zijn overweging dat in deze tijd, waarin de vraag zich aan ons opdringt hoe om te gaan met de natuur en de aarde, we worden uitgedaagd om te zoeken naar nieuwe manieren van verstaan. Biedt het sacrament van de eucharistie ook deze mogelijkheid? Wat heeft de viering van de eucharistie te zeggen over onze omgang met de aarde?
In de encycliek Laudato si’ van Paus Franciscus staat dat we de natuur als een manifestatie van God mogen beschouwen en dat geen enkel schepsel hierbuiten valt. Jezus leert ons dat God Vader is en nodigt ons uit de vaderlijke relatie te erkennen die God heeft met alle schepselen, dat in Gods ogen ieder schepsel belangrijk is. “Kijk naar de vogels van de hemel: ze zaaien niet en maaien niet en oogsten niet, je hemelse Vader voedt ze”.
Paus Franciscus zegt dat de eucharistie hemel en aarde verenigt, heel de schepping omarmt en doordringt. Als we eten van het brood dat voor ons gebroken is, worden we één lichaam. zie Paulus, en daarbij denken we dan meestal aan de kerk als lichaam van Jezus. Maar we mogen groter denken. We vormen één lichaam met heel de schepping, waarin ook de niet menselijke schepselen onze zusters en broeders zijn. Waarin ook de zon, de wind, het water en de bergen onze zusters en broeders zijn. Zij loven en eren God met hun geuren en kleuren, met hun schoonheid en hun zang.
Wij kunnen God loven en danken door met een houding van liefde en compassie met onze medeschepselen om te gaan. Wek mijn zachtheid weer, geef mij terug de ogen van een kind, dat ik zie wat is. Dat ik zie dat u in alles bij ons bent, diep verscholen in al wat leeft en zich ontvouwt.
Ik sluit af met een gebed van Jeanette van Osselen uit Doorn
God, trouwe Vader, liefste Moeder, in alles bent U bij ons,
in bloemen en in vogels, in mensen hand in hand,
in vlinders, bijen, bomen, langs blauwe lucht en wolken,
in elke korrel zand.
En alle kleuren om ons heen, de sterren en de storm,
de vruchten, de seizoenen, zij komen van uw hand.
Verwonderd om de verwevenheid van al het goede,
staan we stil in dankbaarheid. Amen.
Marjolein Tiemens-Hulscher,
Driebergen 11 juni 2023

