Eerste lezing Ezechiël 34, 11-12. 15-17
“Ik zoek mijn kudde op en bezoek mijn eigen schapen. Zoals een herder omziet naar zijn kudde, en zich onder zijn schapen begeeft wanneer ze verstrooid zijn, zo zal Ik omzien naar mijn schapen en ze in veiligheid brengen, hoe ver ze ook afgedwaald zijn ten gevolge van mist en nevel. Ik zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze laten rusten,” – spreekt God de Heer -. “Het vermiste schaap ga Ik zoeken, het verdwaalde breng Ik terug, het gewonde verbind Ik, het zieke geef ik kracht en het gezonde en sterke blijf Ik verzorgen. “Ik zal ze laten weiden zoals het behoort. En gij, mijn schapen – zo spreekt de Heer -: Ik zal recht doen aan het ene dier tegenover het andere, tegenover ram en bok.
Evangelie Matteüs 25,31-46
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de bokken aan zijn linker. Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: “Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen wij u ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken?” De Koning zal hun ten antwoord geven: “Voorwaar Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan. En tot die aan de linkerhand zal Hij dan zeggen: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had hanger en gij hebt Mij niet te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en hebt Mij niet gekleed. Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken. Dan zullen ook zij antwoorden en zeggen: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd?” Daarop zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg U: al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan. En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.
Overweging
Als wij vroeger met de kinderen naar de dierentuin gingen wenste ik wel eens dat ik ogen in mijn achterhoofd had. Zo druk was ik met steeds maar omzien. Omzien om de kinderen in de gaten te houden. Om te voorkomen dat ze jou kwijtraakten en je ze moest gaan zoeken en zij jou.
In de eerste lezing komen we God tegen als de goede Herder die omziet naar zijn kudde. Niet vanaf een afstand of van bovenaf, nee hij bezoekt zijn kudde en begeeft zich tussen de schapen. En alle schapen die zijn hulp nodig hebben, om wat voor reden dan ook, of ze nu verdwaald of gewond zijn, krijgen hulp. Daarbij vergeet hij de gezonde en fitte schapen niet. Ook die krijgen de aandacht die ze nodig hebben. God noemt dit het weiden van schapen zoals het hoort. Zo, en niet anders. Een herder ziet om naar zijn schapen en laat ze niet aan hun lot over. Dit is een bemoedigend verhaal. En dan denk ik wat zijn wij gezegend met zo’n God. Wat er ook gebeurt, God zal voor ons, zijn kudde, zorgen. Hij zal altijd naar ons omzien. We hoeven nergens bang voor te zijn.
Maar dan komt er toch een vraag bovendrijven. Mogen we dan als zorgeloze schaapjes lekker in de kudde meelopen en er het ons gemak van nemen? Uit het evangelie van vandaag blijkt dat God toch wel iets meer van ons verwacht. Hij vraagt ons om op onze beurt herders te zijn voor elkaar. Om naar elkaar om te zien, net als Hij omkeek naar de minsten, de verschoppelingen van deze wereld. Voor ons, in deze tijd, is dit een vanzelfsprekendheid geworden. We zijn ermee opgevoed, om te zorgen voor elkaar, niet alleen binnen de kerk maar ook daar buiten. Denk maar aan het lied “en we zijn er op de wereld om mekaar, om mekaar om te helpen nietwaar”. Voor christenen komt daar nog het idee bij dat wat je doet voor een ander, je doet voor God, ter ere van Hem, om Hem te dienen. En dit was nieuw voor de Joden in de tijd van Jezus. God vereren deed je immers in de tempel. Hem dienen deed je door de wetten van Mozes te onderhouden. Je kunt je dan ook wel hun verbijstering voorstellen als Jezus ze leert dat je God het beste eert als je de behoeftigen hulp verleent. Hij leert dat je God dient als je zorg draagt voor de sukkelaars. Daar stonden de Joden destijds vreemd van te kijken, en vandaar dat ze verbaasd vragen: “Hoezo hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, en wanneer was U naakt of ziek?” En zijn antwoord luidt: “In die verdrietige, hongerige en zieke mensen heb ik bij jullie aangeklopt…………….die vreemdeling was Ik.

Hongerdoek 7 werken van barmhartigheid. Meer info
Maar waarom zouden we het laten bij omzien naar elkaar, mensen onderling. Gezien de milieucrisis, de klimaatverandering is er nóg wel een behoeftige aan te wijzen, namelijk de planeet Aarde. Sally Mc Fague, een Amerikaanse theologe, noemt de Aarde de nieuwe arme. Omzien naar de Aarde is dan ook, God dienen. Bij een bijeenkomst van de catechetenopleiding die Lianne Banda en ik sinds kort volgen zei iemand: “Scheiden van afval is ook het eren van God”. Voor wie mij een beetje kent zal begrijpen dat ik daar helemaal in mee kan gaan. In diezelfde lijn is ook fietsen, zuinig zijn met energie en grondstoffen, het eten van biologisch voedsel en weinig vlees een vorm van het eren van God. Omzien naar elkaar zouden we dus kunnen verruimen naar omzien naar dieren en planten, naar de natuur, naar de Aarde, ja naar de hele schepping.
Het is misschien nog niet zo vanzelfsprekend om de Aarde als een arme te zien. Ze is immers zo rijk aan levensbronnen. Die levensbronnen dreigen echter snel uitgeput te raken, omdat wij mensen, u en ik en alle mensen in de rijkere landen en opkomende economieën, de Aarde gebruiken als een soort voorraadschuur. Alleen halen we meer uit de schuur dan we erin stoppen. Dat kan natuurlijk niet eeuwig goed gaan. Het is dus de manier waarop we met de Aarde omgaan, dat de Aarde tot een nieuwe arme maakt.
En red ik dan de wereld door te investeren in windenergie, of door zonnepanelen op mijn dak? Red ik de wereld door zoveel mogelijk biologisch of fair trade te kopen? Red ik de wereld door de auto te laten staan en op de fiets te gaan? Nee, natuurlijk red ik de wereld daar niet mee, tenminste niet alleen. Groen, doen we, doe ik, niet alleen om de wereld te redden en de toekomst voor mijn, jullie, onze kinderen veilig te stellen. Groen doen doe ik ook uit verwondering om het leven dat God gegeven heeft “Hij blies ons de levensadem in en schenkt leven aan planten en dieren”.
Groen doen we uit dankbaarheid om de zorg, waarmee Hij trouw blijft aan zijn schepping. Hij draagt de wereld op handen. Groen doen we omdat de Aarde ook woonplaats van God is, zoals we zongen vanmorgen “Gij zijt in alles diep verscholen, in al wat leeft en zich ontvouwt”. Dat kun je ervaren als je buiten wandelt of fietst, waar je dichtbij de natuur bent. Je ziet het licht op het water en je ruikt de bomen en de bloemen of het pasgemaaide gras. Je voelt het waaien van de wind. En je hoort de vogels. Dat mis je allemaal als je in de auto over de snelweg scheert.
Geloven is voor mij, eerbied of respect hebben voor het leven. Hans Bouma schreef eens dat respect een manier van zien is, van diep omvattend zien. En dan zijn we weer terug bij ons thema. Diep omvattend zien betekent omzien in de zin van compassie, solidariteit, vriendschap en liefde. Maar het kan ook de betekenis krijgen van ontzien, dat zich uit in terughoudendheid. Er zijn situaties waarin je juist door afstand te nemen, te ontzien, die boom, dat dier, dat landschap, de Aarde, of die andere mens werkelijk recht doet.
Uiteindelijk worden we, zoals Jezus dat ons leert, niet beoordeeld op onze mooie woorden, maar op onze daden. Alleen wat we gedaan of juist niet gedaan hebben voor die ander telt. Die ander, in de ruimste zin van het woord.
Marjolein Tiemens-Hulscher
November 2014
Pingback: Is het rentmeesterschap nog toereikend? (5) | Groen geloven