Brood uit de hemel

Eerste lezing

1 Kon 19, 4-8
In die dagen kwam Elia na een tocht van een dag in de woestijn bij een bremstruik. Hij zette zich eronder neer. Hij verlangde te sterven en zei: “Het wordt mij te veel, Heer; laat mij sterven want ik ben niet beter dan mijn vaderen.” Daarop ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in. Maar opeens stiet een engel hem aan en zei tot hem: “Sta op en eet.” Hij keek op en daar zag hij aan zijn hoofdeinde een koek, op gloeiende stenen gebakken, en een kruik water. Hij at en dronk en legde zich weer te ruste. Maar opnieuw, voor de tweede maal stiet de engel van de Heer hem aan en zei: “Sta op en eet; anders gaat de reis uw krachten te boven.” Toen stond hij op, at en dronk en, gesterkt door het voedsel, liep hij veertig dagen en nachten tot hij de berg van God, de Horeb bereikte

Evangelie

Joh. 6, 41-51
In die tijd morden de Joden over Jezus, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald, en zij zeiden: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet? Hoe kan Hij den zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?” Maar Jezus sprak tot hen: “Mort toch niet onder elkaar. Niemand kan tot Mij komen als de Vader die Mij zond hem niet trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Er staat geschreven bij de profeten: En allen zullen door God onderricht worden. AI wie naar de leer van de Vader geluisterd heeft komt tot Mij. Niet dat iemand de Vader gezien heeft: alleen Degene die uit God is heeft de Vader gezien. “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie gelooft heeft eeuwig leven. Ik ben het brood des levens. Uw vaderen die het manna hebben gegeten in de woestijn, zijn niettemin gestorven; maar dit brood daalt uit de hemel neer opdat wie ervan eet niet sterft. Ik Ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als Iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.”  

Overweging

Eerder deze zomer begeleidde ik een wandelreis in het Lake District. Al op de tweede wandeldag zag een deelnemer tijdens de klim het helemaal niet meer zitten. Elke stap kostte hem de grootste moeite en inspanning. Om de paar passen moest hij even uithijgen. Als hij naar boven keek, zag je hem denken, “hoe kom ik daar?” En ik dacht “Hoe krijg ik hem daar?” Eerst maar even rusten, eten en drinken. De rest van de groep liep door en zou boven wachten. Ik gaf hem een energiereep en water. We zaten daar even, genoten van het uitzicht op het dal onder ons, spraken wat met elkaar. Na een kwartiertje zei ik: “Kom laten we verder gaan. Ik neem je bij de hand.” Dat vond hij een goed idee. Hij draaide zich om en zag toen pas dat zijn vriend, iets boven ons, ook had gewacht. Dat deed hem enorm goed. Ik zag zijn gezicht helemaal oplichten, alsof er een knop omging. Niet ik maar zijn vriend nam hem bij de hand en onder zijn bemoedigende woorden is hij bovengekomen.

Brood als symbool van verbondenheid
We hoorden dat ook bij Elia de knop om gaat, na het nuttigen van voedsel en een aansporing. Als profeet heeft hij het niet makkelijk. Hij ontmoet vooral onbegrip en tegenwerking. De bedreiging van koningin Izebel om hem te laten doden is voor Elia de druppel die de emmer doet overlopen. Hij vlucht de woestijn in. Hij is kapot, doodop. Als profeet heeft hij gefaald. Hij wil niet meer verder leven. “Het is genoeg, laat me maar dood gaan.” Maar God gaat daar niet in mee. Tot tweemaal toe stuurt hij een Engel die Elia aanstoot en aanspoort om te eten en te drinken van het brood dat zomaar voor hem staat. Elia eet en drinkt en loopt volgens het verhaal 40 dagen aan een stuk door naar de berg Horeb. Deze laatste opmerking laat zien dat het hier om een beeldspraak gaat en niet om een letterlijke gebeurtenis. 40 dagen en 40 nachten achter elkaar door blijven lopen. Dat kan geen mens, ook de profeet Elia niet.

En die koek dan door de engel gebracht, dat voedsel uit de hemel, was dat echte koek? Misschien wel, Elia had immers ook fysiek voedsel nodig voor zijn tocht. We kunnen de koek zeker ook als symbool zien voor het geloof in God, voor de verbondenheid met Hem. Geloof en verbondenheid die kracht geven om het schijnbare onmogelijke toch te doen. Kracht om over het dooie punt heen te komen en verder te gaan met het leven. Met een zinvol leven.

Levend brood
Je kunt ook zeggen dat het gaat om een nieuwe manier van kijken. Het gaat om andere ogen, ogen van geloof, ogen van liefde. Dat komen we ook tegen in het evangelie. De grote menigte volksgenoten van Jezus wil eigenlijk dat Hij iedere keer weer een wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging doet. Handig toch: vijf broden en twee vissen, en dan is er voldoende te eten voor vijfduizend mensen. Wie zou dat niet willen? Geef ons maar brood en spelen – Olympisch of anders – en we vullen onze dagen. We hoeven ons dan niet bezig te houden met gedachten over wat ons bestaan waarde geeft. Het gaat Jezus echter niet louter om brood en spelen, maar om wat mensen kan voeden, werkelijk voeden. Hij noemt zichzelf het levend brood dat uit de hemel neerdaalt. Niet uit zelfverheerlijking, maar als een weg om je leven inhoud te geven.

In het evangelie hebben de omstanders hier echter grote moeite mee. Ze begrijpen het niet en beginnen te morren. Ze kunnen het niet geloven. Ja, Jezus fascineert hen, ze hebben zijn wonderen gezien en komen naar hem luisteren, maar tegelijkertijd betwijfelen ze of uitgerekend, in deze man uit Nazareth, Gods grootheid verschenen is. Moeten ze voor hém kiezen of niet? En wees eerlijk, zouden wij daar ook niet aan twijfelen als wij 2000 jaar geleden in die menigte hadden gestaan? Nu kunnen we als lezer er van een afstand naar kijken en weten we meer dan de omstanders van toen. We hebben gehoord van zijn lijden, dood en verrijzenis.

Ja, wij, zoals we hier bij elkaar zijn, hebben voor Jezus gekozen en willen zijn weg gaan. Maar dat betekent niet dat wij nooit twijfelen. Geloven is een leerproces en de keuze voor Jezus moeten we steeds opnieuw bekrachtigen. Steeds weer moeten we de verbinding zoeken met het goddelijk leven in ons zelf, de bron van ons bestaan. Die bron is God als liefde.

Een kans
De geloofsbelijdenis die we straks zullen uitspreken begint met:
Wij geloven in het leven, ons gegeven als een káns om mens te worden naar Gods beeld.

Ik vind het een mooie gedachte. Het leven ons gegeven als een káns om mens te worden naar Gods beeld. Iets dat je kan aangrijpen. Al is dat nog een hele opgave. “Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is” zegt Jezus in Matteüs. Jezus heeft deze goddelijke volmaaktheid belichaamd in menselijke vorm. Dit komt tot uitdrukking in zijn bewonderende aandacht en belangloze zorg alle schepselen, met name voor hen die naamloos en weerloos door het leven gaan. Maar ook in blijde dankbaarheid voor wat om niet ontvangen wordt.

“Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is”

Volmaakt zullen wij nooit worden. Maar we kunnen ons uiterste best doen om goed met elkaar en met onze medeschepselen om te gaan. We kunnen ons lichaam voeden met gezond voedsel dat met respect voor mens, plant en dier geproduceerd is zonder de bodem, het water of de lucht te vervuilen.

En we kunnen elkaar tot voedsel zijn. Jezus zelf wil ons daarbij helpen als hij zegt: ‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel neerdaalt.’ Hij wil voedsel voor ons zijn, voor ons innerlijk. Hij wil onze creativiteit stimuleren. Opdat ook wij mensen voeden en stimuleren tot een zinvol bestaan.

Marjolein Tiemens-Hulscher
11 augustus 2024, 19e zondag door het jaar B