Eerste lezing
In die dagen kwam de profeet Elia bij de Horeb, de berg van God. Daar ging hij een grot binnen en overnachtte er. Maar de Heer zei tot hem: “Ga naar buiten en treed aan voor de Heer op de berg.” Toen trok de Heer voorbij. Voor Hem uit ging een hevige storm, die bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde. Maar de Heer was niet in de storm. Op de storm volgde een aardbeving. Maar ook in de aardbeving was de Heer niet. Op de aardbeving volgde vuur. Maar ook in het vuur was de Heer niet. Op het vuur volgde het suizen van een zachte bries. Zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan aan de ingang van de grot.
Evangelie
Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen, terwijl Hij het volk naar huis zou zenden. Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen. De boot was reeds een heel eind uit de kust verwijderd en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind. Tegen de morgen kwam Jezus te voet over het meer naar hen toe. Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan, raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen. Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: “Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet.” “Heer, – antwoordde Petrus- als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen.” Waarop Jezus sprak: “Kom !” Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: “Heer, red mij!” Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl Hij tot hem zei: “Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld?” Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen. De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: “Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God.”
Overweging
Ik zie ze zitten, de leerlingen in het bootje op het meer, dat door de wind heen en weer geslingerd wordt: bang, zich vastklampend aan de rand van de boot en aan elkaar, net als de bootvluchtelingen op de Middellandse zee. Zij brengen ook angstige uren door. Zullen ze gered worden? Komt er iemand naar hun toe die zijn hand uitsteekt, die hun uitgestoken hand vastpakt? Of zullen ze wreed worden teruggeduwd?
In onze eigen levens kan het ook stormen of sprake zijn van tegenwind. Vooral jongeren verliezen hun vertrouwen in de toekomst en hebben steeds meer te kampen met burn-out verschijnselen. Ze ervaren een grote prestatiedruk vanuit de maatschappij, en voelen zicht gedwongen om aan hoge verwachtingen te voldoen, bang, om anders niet meer mee te tellen. Voor veel mensen is het ploeteren om mee te komen in onze jachtige samenleving.
In het evangelie menen de leerlingen een spook te zien dat over het water op hen afkomt. Het jaagt hun angst aan en ze beginnen te schreeuwen. Ook wij kennen angst om het onbekende dat op ons afkomt. Om wat de toekomst zal brengen. Deze zomer wordt gekenmerkt door bosbranden, stormen, heftige regenval en overstromingen, ver weg en dichtbij. Hoe gaat het klimaat zich verder ontwikkelen? Zijn we in staat om ons daaraan aan te passen? Of vechten we elkaar straks te tent uit om schoon water, om de leefbare ruimte die dan nog over is. Leren we onze consumptie te beperken, zodat we niet meer gebruiken dan de Aarde ons kan geven? Krijgen we na de verkiezingen een slagvaardig kabinet dat doortastende keuzes durft te maken, gericht op het algemeen welzijn.
Jezus komt naar de boot toe en het eerste wat hij doet is zich bekend maken om de leerlingen gerust te stellen. “Ik ben het. Vrees niet.” Misschien deden de woorden, ‘Ik ben het’ de leerlingen denken aan Mozes bij het brandend braambos, waarin God deze woorden als naam gebruikt ‘Ik ben het’. Petrus reageert hierop. “Als Gij het zijt, roep me dan, dan kom ik over het water naar u toe.” Jezus roept hem. “Kom”, zegt hij eenvoudig. Hierop verlaat Petrus het relatief veilige bootje. Hij stapt over de rand en loopt over het water naar Jezus toe. Maar dan maakt hij de fout door zich niet op Jezus te blijven richten. Hij wordt zich plotseling bewust van het diepe, woelige water onder zich, de hachelijke situatie waarin hij zich bevindt en wordt bang om kopje onder te gaan. “Heer, red mij!” schreeuwt hij als hij begint te zinken. Jezus steekt onmiddellijk zijn hand uit en redt hem van de verdrinkingsdood. Maar hij kan het niet laten om nog even te zeggen: “Kleingelovige, waarom heb je aan mij getwijfeld?”
De leerlingen trekken al een poos samen met Jezus op en leren hem steeds beter kennen. In dit evangelie krijgen ze inzicht in wie Jezus is. In de stilte na de storm erkennen ze dat Hij waarlijk de zoon van God is. Maar dit wil niet zeggen dat ze het dan volledig begrijpen, kunnen bevatten, wat dat betekent voor hen zelf, voor hun levenshouding, voor de wereld. Dat geldt denk ik ook voor ons. Ook wij zijn mensen die tastend en zoekend, hopend en wankel gelovend door het leven gaan. Ik denk dat de meeste van ons zich wel kunnen herkennen in Petrus; wel willen geloven, maar niet altijd kunnen geloven. Bij twijfel klampen we ons het liefst vast aan onze eigen zekerheden, die vaak slechts schijn zekerheden blijken te zijn.
Het evangelie laat ons zien dat we altijd op Jezus mogen vertrouwen. Hij is er voor het heil van heel de kosmos, dus ook voor het heil van de mensen, ook voor het heil van u en mij. Hij komt je tegemoet en nodigt je uit naar Hem toe te komen. “KOM” Hij nodigt uit je leven in eigen hand te nemen, eigen keuzes te maken. Hij nodigt je uit om tegen de stroom van de tijd en de gevestigde orde in te gaan als het nodig is. Je kunt op de A12 gaan zitten om te protesteren tegen de subsidies op fossiele brandstoffen. Je kunt je bevrijden van de dictatuur van de markt. Je hoeft niet te kopen wat de reclame voorschrijft of wat anderen kopen. Je hoeft niet dag en nacht bereikbaar te zijn omdat we nu bijna allemaal een mobiele telefoon hebben.
Jezus bemoedigt ons om onze dromen waar te maken. Om je in te zetten voor waarin je echt gelooft. Om dingen te doen waarvan je dacht dat ze onmogelijk waren. Om over het water te lopen. Als je echt in iets gelooft wordt het schijnbaar onmogelijke toch mogelijk. Hij loopt met je mee, en als je dan toch kopje onder dreigt te gaan, steekt hij zijn hand uit om je te redden.
Waar haalt Jezus zijn kracht vandaan ‘om over het water te lopen’ en een reddende hand uit te steken? Dat lezen we in het begin van het evangelieverhaal. Jezus ging de berg op om daar in afzondering te bidden. In de stilte, in het contact met God, doet Hij zijn kracht op. Geloof moet gevoed en gesterkt worden. Dat gebeurt in een ontmoeting met God. En God laat zich ontmoeten, niet in het spektakel van stormen, aardbevingen of vuur, maar in een zacht briesje, in de stilte, zoals Elia ervaarde. God is in het suizen van een zachte bries. Hij is in de luchtstroom die het leven mogelijk maakt, adem geeft. Hij is onze levensadem.
Ieder mens heeft stilte nodig, heeft een plek nodig waar je de zachte bries kunt horen en kracht kunt opdoen. Mijn stilteplek is Heidestein, ’s ochtends vroeg. Ik nodig u uit om zaterdag 2 september met me mee te gaan voor een scheppingswandeling in stilte, om Gods aanwezigheid te ervaren. Hij die is
Bron van alle leven
Voor de taal van de wind
die suist langs je oren
voor de taal van de zee
van de golven en de branding.
Voor de taal van de merel in de tuin
en de vogeltjes in het bos,
voor de taal van de hommels en de bijen
open mijn oren, open mijn hart.
Laten we een paar minuten stil zijn, onze ogen sluiten, en luisteren naar ons hart.
