Evangelie
Marcus 10, 46-52
In die tijd kwam Jezus vergezeld van zijn leerlingen in Jericho. Maar toen ze, vergezeld van een flinke menigte, weer uit Jericho wegtrokken, zat een blinde bedelaar langs de weg, Bartimeus, de zoon van Timeus. Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was begon hij luidkeels te roepen: “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!” Velen snauwden hem toe te zwijgen, maar hij riep nog veel harder: “Zoon van David, heb medelijden met mij!” Jezus bleef staan en zei: “Roept hem eens hier.” Ze riepen de blinde toe: “Heb goede moed ! Sta op, Hij roept u.” Hij wierp zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe. Jezus vroeg hem: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” De blinde antwoordde Hem: “Rabboeni, maak dat ik zien kan!” En Jezus sprak tot hem: “Ga, uw geloof heeft u genezen.” Terstond kon hij zien en hij sloot zich bij Hem aan op zijn tocht.
Overweging
Een poosje geleden werd ik geraakt door een artikel van straatpastor Kitty Mul. Zij beschrijft wat ze in Den Haag allemaal doen voor de dáklozen; zorgen voor een veilige, gezellige en warme plek om elkaar te ontmoeten, samen te eten, en om een luisterend oor te zijn voor elkaar. Eens in de week is er een viering. In de veertigdagentijd hebben de vieringen een meditatief karakter. Wij kijken dan naar een afbeelding, schrijft ze. Op één ervan stond een donker silhouet van een man, op de rug gezien. Door een ruit van donker glas zag hij het licht op de achtergrond. Eén van onze kapelgangers stond op en zei: “Dat ben ik. Wij mogen het licht niet zien. Iedereen probeert ons – dakloze mensen – van het licht weg te houden. Wij zijn niemand. Wij worden niet gezien. Wij moeten alleen maar doen wat anderen zeggen.” Toen mijn collega vroeg wat hem dan nog kracht gaf om vol te houden, zei hij: “Jullie. Bij jullie mag ik er zijn, bij jullie ben ik mens.”
Bartimeüs, de blinde bedelaar, wilde er ook bij horen, gezien worden, gehoord worden. Hij wilde mens zijn onder de mensen. Zijn wereld is echter heel klein. Al zijn léven lang staat hij overal buiten. Hij leeft in de marge van de samenleving. Hij is een randfiguur, letterlijk, bedelend langs de kant van de weg. Maar dan hoort hij dat Jézus in aantocht is. Een naam die hij kent van horen zeggen. Een man die mensen genéést. Hij heeft gehoord dat voor deze Jezus iedere mens telt. Bartimeüs ziet zijn kans schoon en grijpt die met beide handen aan. “Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!” roept Bartimeüs uit. Een noodkreet. De mensen vlakbij hem, horen hem wel roepen, maar horen de nóód niet. Ze zien hem alleen als een stoorzender en snauwen hem toe dat hij stil moet zijn. Maar Bartimeüs laat zich niet het zwijgen opleggen en roept nog eens, “Zoon van David, heb medelijden met mij.” Jezus hoort zijn nood, en geeft gehoor aan zijn roepen. Hij laat Bartimeüs bij zich komen. Er vindt een korte ontmoeting plaats en dan zegt Jezus: “Ga, uw geloof heeft u genezen.”
In de evangeliën komt het vaker voor dat Jezus mensen geneest en zegt: “Uw geloof heeft u genezen.” Meestal, na aanhoudend aandringen en volharding van de vragende partij, waarin we als lezer ook het geloof van die persoon kunnen herkennen. Maar de ontmoeting tussen Jezus en Bartimeüs is zo kort dat je je kunt afvragen hoe Jezus in zo’n korte tijd het geloof van Bartimeüs kon zien. Marcus noemt hiertoe twee dingen. De naam waarmee Bartimeüs Jezus aanroept en de afgeworpen mantel.
Bartimeüs roept Jezus aan met ‘Zoon van David’. Zo laat Bartimeüs zien dat hij in Jezus de rechtmatige koning van Israël ziet, de messiaanse koning. Het is de eerste keer in het evangelie van Marcus dat iemand dit doet. Jezus herkent daarin in het geloof van Bartimeüs. Een geloof dat groter is dan het geloof van de meeste mensen die met Jezus mee lopen. Hij die genoemd werd Jesjoe, Jezus, zoon van Jozef, zoon van David, zoon van mensen, die ook zoon van God genoemd wordt.
“Zoon van David, heb medelijden met mij”
Dan gaat het verhaal verder. Bartimeüs werpt zijn mantel af, springt overeind en gaat naar Jezus toe. Waarom zou Marcus dit zinnetje, waar je zo makkelijk overheen leest, in het verhaal hebben opgenomen? Wat is het belang van die weggeworpen mantel? Voor een arme bedelaar is een mantel een kostbaar bezit. Het bedekt je, beschut je, omhult je, houdt je warm. Voor Bartimeüs, een arme blinde bedelaar, is een mantel onmisbaar. En toch, als Jezus hem roept, bedenkt Bartimeüs zich geen ogenblik. Hij werpt de mantel af om zo snel mogelijk bij Jezus te kunnen komen. Niks mag hem meer belemmeren. Met het afwerpen van de mantel heeft hij zichzelf als het ware al bevrijd, bevrijd van de belemmering van zijn blind zijn. Bevrijd; bloot en onomwonden, aan niets en niemand meer ten prooi. De genezing van zijn ogen lijkt nog maar bijzaak. In blind vertrouwen gaat hij Jezus volgen, op weg naar Jeruzalem.
Bartimeüs, nam het heft in eigen handen en uitte een noodkreet. De mensen om hem heen hoorden hem roepen, maar ze hoorden zijn nood niet. De Sloveense filosoof Slavoj Zinek ziet dat fenomeen ook terug bij de klimaatcrisis, las ik vorig weekend in Trouw. Mensen erkennen wel dat er iets met het klimaat aan de hand is, maar ze geven er geen gehoor aan, zegt hij, ze leven er niet naar. De vogels zingen en wij zijn er nog, dus het zal allemaal wel mee vallen, is de gedachte. Ze zien de diepe crisis, de nood, niet. Zinek vraagt zich af wat er gebeurt als hun werkelijk de ogen open gaan. Stel dat dan de reactie alleen is: we moeten ons territorium beschermen. Niet ondenkbaar, gezien hoe het nu met het asielbeleid maar ook met het natuurbeleid in Nederland en veel landen in Europa gesteld is.
“Delf mijn gezicht op.”
Het is een menselijke reactie. Beschermen wat je hebt, wat je bezit, waar je recht op denkt te hebben, wat je verworven hebt. Maar juist die houding houdt ons gevangen, als individu en als maatschappij. Gevangen in een wereld van ongebreidelde consumptie en economische groei. Daarvan moeten we ons zien te bevrijden. Kunnen we ons een andere toekomst voorstellen, bijvoorbeeld een eco-rechtvaardige samenleving? Universitair docent Shivant Jhagroe deed daartoe in een artikel in Trouw afgelopen maandag een interessant voorstel. Vervang het ministerie van klimaat en groene groei door een ministerie van economie en spirituele groei. Eerlijk gezegd lijkt me dat wel wat.
Dat zou een eerste stap kunnen zijn. De stap van het geloof in de mogelijkheid dat het anders kan.
“Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij.” Deze noodkreet was de eerste stap die Bartimeüs zette. In zijn algemeenheid kunnen we deze noodkreet ook verstaan als een gebed om verandering, om ontmaskerd te worden, om gevonden te worden, om bevrijd te worden. Niet alleen persoonlijke bede, maar ook een bede voor de hele maatschappij. Bevríj́d van schone schijn, bevríj́d van het blijven kleven aan bezit en macht, zullen we ons zelf opnieuw verstaan en kunnen we ons een andere toekomst voorstellen. Dan kunnen we leven, bloot en onomwonden, aan niets en niemand meer ten prooi. Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Marjolein Tiemens-Hulscher
27 oktober 2024, 30e zondag door het jaar B
Om de overweging beter te kunnen begrijpen hierbij de tekst van het lied ‘Delf mijn gezicht op’ (Huub Oosterhuis).
Lied: Delf mijn gezicht op
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie mij ontmaskert, zal mij vinden.
Ik heb gezichten, meer dan twee,
ogen die tasten in den blinde,
harten aan angst voor angst ten prooi.
Delf mijn gezicht op, delf mijn gezicht op,
maak mij mooi, maak mij mooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie wordt ontmaskerd, wordt gevonden,
en zal zichzelf opnieuw verstaan
en leven bloot en onomwonden,
aan niets en niemand meer ten prooi.
Delf mijn gezicht op, delf mijn gezicht op,
maak mij mooi, maak mij mooi.
Kitty Mul, ‘De deur van het hart’ – over het werken met dakloze en thuisloze mensen. In Speling, juni 2024, jaargang 76, nummer 2
Interview met Slavoj Zizek in Trouw 19 oktober 2024
Artikel over Sivan Jhagroe in Trouw 21 oktober 2024
Boek
Shivant Jhagroe. Voorbij Duurzaamheid, op weg naar een eco-rechtvaardige samenleving. Mazirel Pers.
