Lucas 18, 9-14
In die tijd zei Jezus tot hen die, – overtuigd van eigen gerechtigheid – de anderen minachtten, de volgende gelijkenis: “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was een Farizeeër en de andere een tollenaar. De Farizeeër stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf als volgt: God, ik dank u dat ik niet ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten.
“Maar de tollenaar bleef op een afstand en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel; maar hij klopte zich op de borst en zei: God, wees mij zondaar genadig. Ik zeg u: deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere; want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden.”
Overweging
Sinds mensenheugenis wordt er gebeden, over de hele wereld in alle culturen. We bidden uit dankbaarheid bij blijde gebeurtenissen. We bidden om rust en inzicht wanneer we belangrijke beslissingen moeten nemen. En als het leven zwaar is of tegen zit, als we ons zorgen maken of verdriet hebben, bidden we om kracht om hiermee om te kunnen gaan. We bidden om vergeving als we dingen niet goed hebben gedaan.
We bidden op vele manieren. Met woorden of in stilte, alleen of samen, voor jezelf of voor een ander of voor de wereld. Zittend, staand, liggend, lopend, zelfs dansend en zingend. Het is allemaal goed. Als het maar oprecht is en op God gericht. Dat is wat Jezus in de voorbeelden vandaag laat zien, als hij zijn leerlingen uitlegt hóe je moet bidden.
Zelfverheerlijking versus nederigheid
Het gebed van de farizeeër staat bol van vrome zelfverheerlijking. Hij is in zijn gebed niet op God gericht maar stelt zichzelf centraal. In het Grieks staat er letterlijk dat hij tot zichzelf bad. De farizeeër misbruikt het gebed, en daarmee God, om zichzelf in een goed daglicht te stellen. En daarbij kijkt hij neer op mensen die hij als minder beschouwt dan zichzelf. “Gelukkig ben ik niet als die tollenaar daar.” Jezus moet daar niets van hebben, maar toont júist voor de tollenaar sympathie. Die staat onopvallend achterin in de tempel en slaat zich berouwvol op de borst en prevelt, nauwelijks hoorbaar, “God, wees mij, zondaar, genadig.”
De tollenaar is zich ervan bewust hoever hij van God is afgedwaald en legt dit eerlijk bij God neer. Daarom gaat hij gerechtvaardigd naar huis, zegt Jezus. Hij staat in Gods welbehagen. Hij heeft het goede gedaan.
Het is voor Jezus niet van belang dat de Farizeeër een vroom en eerbiedwaardig man is die zich trouw aan de wet houdt. Het deert hem ook niet dat de tollenaar een man in dienst is van de Romeinen en door velen wordt beschouwd als landverrader. Het gaat Jezus erom wie ze zijn als persoon, hoe ze zijn, diep van binnen. En dat maakt hij op uit hun gebed. In hun gebed komt hun ware zelf aan licht.
In hoeverre vinden wij iets van de farizeeër of de tollenaar in ons zelf terug? Is het niet zo dat we vandaag iets van de berouwvolle nederigheid van de tollenaar hebben, maar morgen iets van de zelfgenoegzaamheid van de farizeeër? Voel je nooit boven een ander verheven, wil Jezus ons zeggen. Dat stukje bescheidenheid en nederigheid, wordt juist ook door gelovige mensen, te vaak vergeten. Maar hebben zij, hebben wij, dat wel in de gaten?
Stilte waarin je God kunt horen
Hoe bidt Jezus zelf? Als hij wil bidden tot zijn vader trekt hij zich vaak terug op een eenzame plek. In de woestijn, op een berg of aan de overkant van het meer. Hij ging de natuur in, weg van de mensen, weg van het lawaai, van de wereld, van de verwachtingen van mensen. Hij zocht de stilte om in alle rust te kunnen bidden.
Waar kunnen wij die stilte nog vinden? Zelfs op Heidestein is de snelweg altijd te horen als teken van onze 24/7 economie. Stilte, maar ook het donker van de nacht, zijn schaars geworden. Daar vragen de nacht van de nacht, dat was afgelopen nacht, en de dag van de stilte, die is vandaag (26-10-2025), aandacht voor. God scheidde de dag van de nacht, maar wij maken die scheiding weer ongedaan. Zo verstoren wij het ritme dat God in zijn schepping legde.
Zoekt u wel eens de stilte in de natuur om te bidden? De stilte waarin je God kunt horen? Ook Franciscus van Assisi bad het liefst in de natuur. Franciscus bad niet met veel woorden, maar vanuit de stilheid, binnen in hem en buiten hem. Hij luisterde vooral. Voor hem was het voldoende om er alleen maar aandachtig te zijn, open voor verwondering. Zo ontdekt hij een Aanwezigheid in de wezens en dingen rondom hem. De zang van de vogels, het geruis van de bladeren; voor Franciscus was dat een goddelijke taal.
Ik denk dat het ons zou helpen om de schreeuw van de aarde te horen als wij ook die goddelijke taal leren verstaan en Gods aanwezigheid kunnen ervaren in de natuur om ons heen. Dat is wat we proberen te doen tijdens de stiltewandelingen die we zo nu en dan maken. Door te luisteren en te begrijpen, zonder iets te verwerpen, zonder iets te verstoren, nederig en vol eerbied, en door het stil te maken in jezelf.
Vanuit die stilte kan er zomaar een gebed opborrelen. Een gebed waarin je God dankt dat je deel mag zijn van zijn wondermooie schepping. Maar ook erkent dat je zijn wereld ernstig bedreigt, omdat het je lang niet altijd lukt om nederig, dienend en bescheiden te leven. Dan kunnen je Hem om kracht vragen om je hart te bekeren en een verantwoordelijke mens van je te maken, met moed om zijn aarde als een gemeenschappelijk huis te beschermen.
Marjolein Tiemens-Hulscher
26 oktober 2025
