Afgelopen zondag (Dag van de Stilte) mocht ik weer voorgaan bij ons in de kerk. Tijdens de voorbereiding voor deze viering kwam er een herinnering bij mij boven. Ik was tiener en liep in een drukke winkelstraat in Den Haag. In mijn herinnering kwam er plotseling een vrouw naar mij toe en vroeg of zij voor mij mocht bidden. Nog voordat ik iets kon antwoorden pakte ze me bij de arm en leidde me richting de etalages. Daar stonden we ingeklemd tussen de langslopende mensen en de etalageruit en begon ze te bidden. Ze zal het met al haar ziel en zaligheid en goede bedoelingen gedaan hebben. Maar ik voelde me vooral overrompeld en erg ongemakkelijk, opgelaten, bekeken. Dit was niet hoe ik gewend was te bidden.
Er zijn vele manieren om te bidden. In de evangelielezing laat Jezus zijn leerlingen, en dus ook ons, zien dat de manier waarop je bidt, veel zegt over je zelf. In het gebed komt je ware aard naar boven. Jezus zelf zocht vaak een eenzame, stille, plek op om te bidden. Waar vind je nog een stille plek in je eigen woonomgeving?
Sinds mensenheugenis wordt er gebeden, over de hele wereld in alle culturen. We bidden uit dankbaarheid bij blijde gebeurtenissen. We bidden om rust en inzicht wanneer we belangrijke beslissingen moeten nemen. En als het leven zwaar is of tegen zit, als we ons zorgen maken of verdriet hebben, bidden we om kracht om hiermee om te kunnen gaan. We bidden om vergeving als we dingen niet goed hebben gedaan.
We bidden op vele manieren. Met woorden of in stilte, alleen of samen, voor jezelf of voor een ander of voor de wereld. Zittend, staand, liggend, lopend, zelfs dansend en zingend. Het is allemaal goed. Als het maar oprecht is en op God gericht. Dat is wat Jezus in de voorbeelden vandaag laat zien, als hij zijn leerlingen uitlegt hóe je moet bidden.
