“Wij mogen alles met dieren doen, zolang ze niet lijden. Als kwallen niet kunnen lijden, zie ik niet wat het verschil is tussen een kwal en het kopje koffie dat ik nu aan het drinken ben,” zei filosoof Bas Haring ruim een maand geleden in Trouw. In mijn vorige blog heb ik hier al op gereageerd, maar ik wilde er nog veel meer over zeggen.
Eigenwaarde
In het interview tussen Haring en Ankersmit werd met geen woord gerept over de eigenwaarde van het dier. Dat we dieren, ja, al het leven, om zichzelf zouden moeten respecteren los van of die dieren voor ons nuttig zijn of niet. Misschien moet je er ‘gelovig’ voor zijn om open te staan voor het idee dat ieder schepsel zijn eigen goedheid en volmaakt heeft. Dat de verschillende schepselen, volgens hun eigen wezen gewild, op hun eigen wijze de oneindige wijsheid en goedheid van God weerspiegelen. En dat de mens daarom, zoals paus Franciscus het formuleert, de eigen goedheid van elk schepsel moet respecteren om een ongeordend gebruik van de dingen te vermijden (wel weer jammer dat schepselen hier dingen worden genoemd).
Lijden centraal
De grote vraag is dan vervolgens wanneer je spreekt van een ongeordend gebruik. Zowel Ankersmit en Haring hanteren bij de vraag hoe om te gaan met dieren het denken van Peter Singer, een Australische hoogleraar ethiek. Hij stelt het lijden centraal. Dieren kunnen lijden (we hebben er vroeger ook anders over gedacht) en dat moeten we te allen tijde zien te voorkomen. Ik vind dat eerlijk gezegd een beetje mager. Natuurlijk ben ik het ermee eens dat we lijden bij dieren moeten voorkomen. Maar wanneer lijdt een dier? Kunnen wij dat weten, zien, merken? En hoe dan? Er zijn situaties waarin dit overduidelijk is, zoals bij het dierentransport in overvolle, oververhitte vrachtwagens of boten. Maar er is wat mij betreft ook een grijs gebied.

Hoe vaak zie je nog de varkens met hun biggetjes buiten lopen? (Foto Monique Bestman, LBI)
Soorteigen gedrag
Tijdens mijn lezingen over de tien geboden voor het milieu buig ik mij met de toehoorders over de vraag wat respect voor de eigenwaarde van het dier dan concreet betekent voor onze vleesconsumptie. Moeten we stoppen met het eten van vlees zodat er daarvoor geen dieren gedood hoeven te worden? Of mogen we wel dieren doden voor ons voedsel, maar is het van het allergrootste belang hoe we dan met de dieren omgaan. Dan komt een dierwaardig leven om de hoek kijken. Wat is dan een dierwaardig leven? Daar heb ik ook geen kant en klaar antwoord op. Maar wat ik wel van essentieel belang vind is dat in de dierhouderij dieren niet beperkt worden in hun soorteigen gedrag. Een kip moet buiten kunnen scharrelen (met een hele snavel) en een varken moet kunnen wroeten in de modder. Ik weet niet of de kippen en varkens lijden als ze dit niet kunnen, maar ik vind wel dat wij als mensen niet het recht hebben om hun natuurlijk gedrag te beperken.

Als kippen lekker kunnen scharrelen pikken ze elkaar minder (Foto Monique Bestman, LBI).
Caring Vets
Er is in de intensieve veehouderij nog heel wat te verbeteren. Ik vond het mooi om in een artikel te lezen dat er een groep dierenartsen is die zich druk maakt om dierenwelzijn, biodiversiteit en klimaat (Down to Earth 46, april 2018). Ze zijn verenigd in Caring Vets en roepen collega’s om niet zwijgend mee te werken aan de misstanden in de intensieve veehouderij, maar om op te komen voor de rechten van het dier. Dat betekent voor hun heel expliciet het waarborgen van de intrinsieke waarde van het dier door ervoor te zorgen dat dieren geen dorst of honger hebben; geen onjuiste voeding krijgen; geen last hebben van pijn, verwonding, ziektes, angst en chronische stress. En, tot mijn grote vreugde, dat ze niet beperkt worden in hun natuurlijk gedrag.
Ja, er moet nog heel wat gebeuren aan onderzoek en (onafhankelijk daarvan) aan reflectie over de verhouding van de verantwoordelijke mens tot alles wat in de schepping van onze aardse omgeving ons gegeven is. Een orthodoxe hindoe bv. heeft altijd een zeefje bij zich om met het water dat hij drinkt niet toevallig een klein levend wezen mee opdrinkt, een nauwelijks zichtbaar insectje of spinnetje. Menigeen op deze wereld ziet er geen kwaad in een zoemende mug in de slaapkamer om het leven te brengen. Er zijn bedrijven die wespennesten opruimen. Zo zijn er nog veel andere voorbeelden van omgang met een levend wezen te geven tot en met mensen die ongezien het leed een dier aangedaan het exploiteren om geld of om mensen te vermaken. De scala is heel breed: van de laatste exploitant tot en met de orthodoxe hindoe. Waar ligt er een grens?
Misschien is er een beginnetje bij de overweging hoe het centrale zenuwstelsel is samengesteld en werkt om te weten of en zo ja in hoeverre de omgang met het dier voor het dier belastend is. Aan onder andere de ‘lichaamstaal’ van het dier kan het te zien zijn, ook aan zijn groei en gezondheid. Misschien is de natuurlijke levensverwachting ook een punt: van een mug tot een gemiddeld zoogdier. Ja, en hoe zit het met koudbloedige dieren, zoals bv. vissen?
Enfin, daar zijn we voorlopig nog niet uit. Maar dat laat volgens mij onverlet dat dieren geen exploitatieobject zijn, dat omwille van de exploitatie alles mag worden aangedaan.
Hoe dan ook, doorgaan met denken, observeren en vooral meevoelen zoals we dat doen met onze huisdieren. – F.V.