Een paar maanden geleden attendeerde een koorlid mij op een boekje ‘Zorg voor de aarde, herstel van de wereld.’ Ze dacht dat het mij wel zou aanspreken, en daar had ze gelijk in. In het boekje staan levensbeschouwelijke reacties uit vier verschillende bronnen op de ecologische crisis. Het is een initiatief van de Stichting PaRDeS en zij vroeg de auteurs: “In 2020 willen we opnieuw een publicatie laten verschijnen, en deze keer zal die gaan over het ‘herstel van de aarde’ gezien als een aan de mensheid geschonken gave waarmee zij met zorg en aandacht dient om te gaan. [ ] Wij zouden jullie willen vragen om vanuit jullie kennis, kunde en wijsheid in een essay na te willen denken over de mondiale klimaatcrisis en die in gesprek te brengen met bronnen van wijsheid uit de traditie, waarin jullie geworteld zijn als ook met initiatieven in jullie cultuurpolitieke leefomgeving waarin een nieuwe verhouding in de zorg voor de aarde en voor de schepping zichtbaar wordt.”
Bij alle auteurs, Marcus van Loopik (jodendom), Henk Manschot (humanisme), Frans Verkleij (christendom) en Abdelilah Ljamai (islam), kunnen we lezen dat de ecologische crisis in diepste zin een spirituele crisis is, en oplossingen vooral gezocht moeten worden in het opnieuw doordenken van de verhouding van de mens tot de natuur en hoe we met de aarde omgaan.
Wat mij in het essay van Marcus van Loopik erg aanspreekt is dat hij het stimuleren van de intrinsieke motivatie om vanuit verwondering, dankbaarheid en verantwoordelijkheid met Gods schepping om te gaan, centraal stelt. Hij gebruikt hiervoor het Hooglied, een loflied op mens en natuur, om te laten zien dat mens en natuur een onontvlechtbare eenheid vormen. Maar de Bijbel is een boek met paradoxen. Want hoe staat deze eenheid van mens en natuur in verhouding met het beeld van de mens als heerser over de schepping, zoals die uit Genesis 1 naar voren komt? In het joodse denken is de schepping ook bron van verbazing en dankbaarheid en wordt de mens ook aangesproken op emotionele en morele vermogens. Je zou dus kunnen zeggen dat een grondhouding van eerbied en verwondering voor de natuur een voorwaarde is voor het zoeken en vinden van een ecologisch verantwoorde levenshouding. Een andere paradox die van Loopik uitwerkt is die van de vegetarische eerste mens en de teksten over het slachten van veel dieren bijvoorbeeld tijdens het Loofhuttenfeest. Hij betrekt dit ook op ‘onze’ vleesconsumptie en het houden en slachten van dieren.
Henk van Manschot buigt zich over de vraag of er een visie op de mens mogelijk is die de soevereiniteit van de aarde erkent, zonder de mens zijn vrijheid en autonomie te ontnemen. Daarvoor gaat hij te rade bij een leefregel uit de stoïcijnse traditie ‘Leef in overeenstemming met de natuur: breng je leven in overeenstemming met de Logos die heel het universum doortrekt. Leven in overeenstemming met de natuur en leven in overeenstemming met de Logos gaan zo hetzelfde betekenen.’ Ook Nietzsche is voor Manschot een inspirator om te komen tot een nieuwe mens. Nietzsche constateerde dat de moderne mens zich heeft vervreemd van de natuur. Hij weet dit aan het antropocentrisme en aan het feit dat de moderne denkers de mens hadden losgekoppeld uit het grotere proces van het leven. Nietzsche ontwikkelde een nieuwe filosofie van de aarde en daarvoor begon hij met wandelen en tuinieren, om zich opnieuw te verbinden met de natuur. ‘Zichzelf vormen tot deelnemer van het grotere proces van het leven was voor hem dus geen abstract thema, maar een leidraad in het dagelijks bestaan waarin ook een intens verlangen opkomt naar ‘de mens van de toekomst [ ] die de wil weer vrij maakt, die de aarde haar doel en de mens haar hoop teruggeeft.’ Van Manschot geeft op grond van dit gedachtegoed suggesties voor een humanisme van de 21e eeuw.
Voor Frans Verkleij was het boek Silent Spring van Rachel Carson een grote inspiratiebron, omdat zij al betoogde dat de oplossing van de ecologische crisis niet ligt in technologische oplossingen maar in een andere houding van de mens ten opzichte van de natuur. Dit is ook wat paus Franciscus naar voren brengt in de encycliek Laudato si’, over de zorg voor ons gemeenschappelijke huis. Laudato si’ bepleit een minder exploiterende houding tegenover de natuur en beroept zich daarbij op haar eigen traditie en Bijbelse bronnen. Verkleij bespreekt de encycliek waarbij het nieuwe begrip integrale ecologie ruime aandacht krijgt. Ook de mystieke betekenis van de bewondering en eerbied voor en verbondenheid met de hele schepping en met God wordt besproken, waarin de levenshouding van Franciscus van Assisi als voorbeeld geldt. Verkleij besluit zijn essay met wat we onder ecologische bekering kunnen verstaan.
Abdelilah Ljamai laat zien dat de islam is doortrokken van een ecologisch bewustzijn. Deze is gerelateerd aan twee componenten: Het islamitisch wereldbeeld en de praktische richtlijnen rondom de bescherming van het milieu. In dit wereldbeeld wordt de kosmos beschreven als teken van het bestaan van de almachtige en daarmee bron voor meditatie om de schoonheid en liefde voor de natuur. De kosmos is dienstbaar gemaakt aan de mens, maar dat betekent niet dat je natuur mag vernietigen. Vernieling van de natuur wordt vanuit islamitisch perspectief gezien als een dreiging voor de balans van het milieu. De richtlijnen zijn heel concreet en richten zich vooral op het verbod op het vervuilen van lucht, water en bodem en op dierenrechten. Om te laten zien dat een gezonde aarde een voorwaarde is voor de menselijke gezondheid wordt veel nadruk gelegd op het verband tussen luchtvervuiling en het verspreiden van besmettelijke ziekten. Ljamai eindigt er mee dat er wel een grote kloof is tussen theorie en praktijk. In islamitische landen is de milieucrisis heel groot.
Die kloof is niet alleen in de islam aanwezig, maar kunnen alle levensbeschouwingen zich aantrekken. Ook van Loopik vraagt zich af hoe om te gaan met ideaal en werkelijkheid, om niet het onmogelijke te verlangen, maar tegelijk toch onszelf vol goede moed idealen voor ogen te houden. Het zijn vier verschillende verhalen met een grote gemene deler; het bewustzijn dat de mens deel is van het grotere geheel waarin alles met elkaar samenhangt, en dat een duurzame levenswijze niet kan zonder een levenshouding met liefde voor de natuur en respect voor de intrinsieke waarde voor de levende en niet levende natuur.