Afgelopen maandag moest ik al om 8.00 uur in Hardinxveld-Giessendam zijn. Ik was uitgenodigd om voor een bedrijf de maandopening te verzorgen en iets te vertellen over geloof en duurzaamheid. Bij het maken van de afspraak had ik me al bedacht dat ik dan op de terugweg wel in Culemborg uit de trein kon stappen om lekker door de uiterwaarden te gaan struinen. Dat wilde ik al zo lang. Elke keer als ik met de trein de Lek overging nam ik me dat al voor. Ze lonkten gewoon.
Wel of niet?
In het weekend werd mijn enthousiasme aardig getemperd. In de zaterdagkrant werd voor maandag een neerslagkans van 90% en 8mm opgegeven. Zondag keerden we helemaal doorweekt terug van het hardlopen. Het vooruitzicht om maandag in de regen door de modder te gaan baggeren, want die kun je verwachten in uiterwaarden, was niet meer zo aanlokkelijk. Gelukkig keek ik maandagochtend, voor ik wegging, nog even in de krant, lang leve de krantenjongen voor de vroege bezorging, en wat bleek: 10% kans op neerslag en slechts 1 mm en een zonnetje achter de wolken. Geweldig! Ik kreeg er weer helemaal zin in. Dus toch de wandelschoenen aan (niet de nette laarsjes) en een extra boterham en thermoskan thee in het rugzakje.
Genieten
Het voelde zo goed om op de terugweg echt uit te stappen en de rest van de dag ‘vrij’ te nemen. Net als de visser in het verhaal over een visser die ’s ochtends vroeg gaat vissen, genoeg voor die dag om van te leven en de rest van de dag geniet van zijn rust. Ik had met de lezing ook ‘genoeg verdiend’ voor de dag. De wandeling voerde mij van het station door het mooie oude centrum richting de veerpont. Vandaar ben ik naar het westen gelopen, de spoorbrug onderdoor en dan kom je in de uiterwaarde. Het uitzicht over de rivier, het lopen langs het water, het glibberen door de modder (dat had ik goed ingeschat), heerlijk. Ik waande me in heel eigen wereld waarin ik alleen maar hoefde te kijken, te luisteren, te voelen te ruiken en te proeven.
Alleen, maar toch niet
Zo nu en dan vloog er een V ganzen over me heen. Er moesten ook veel ganzen vlakbij zitten op een waterplas want ik hoorde ze, maar door de struiken kon ik ze niet zien. Op de rivier en en andere waterplassen zwommen veel kuifeenden, een paar futen die steeds even onder water verdwenen en ook een aantal bergeenden. De rietpluimen kregen een gouden glans in het zonlicht en staken mooi af tegen de grijze wolken die er ook waren. Twee buizerden vlogen voor me uit en een torenvalk was aan het bidden.
Zingen
Ik kwam haast niemand tegen. Daar houd ik wel van. En dan komt het als vanzelf, zingen. Opeens merk ik dat ik loop te zingen, uit volle borst, niemand die me kan horen. “May the wind be always at your back. May the sun shine warm upon your face” (An Irish blessing). Daar loop je dan met de wind juist in je gezicht, ik liep er pal tegen in, maar wel met de warmte van de zon op mijn gezicht. Voor mijn gevoel had ik de wind mee. Ik voelde me zo vrij, zo licht, gelukkig. “Lead me Lord”, nog een lied dat zichzelf aandiende en helemaal paste bij die plek, op dat moment, bij mijn stemming. Ik voelde me gedragen. Dan bedenk ik me dat er zoveel is om dankbaar voor te zijn.